dinsdag 1 november 2011

LEXICON SOCIALE ECONOMIE. TAALBELEID HUW 2011 - 2012.

Zie context 6 : socio-economische slv . stam 2. De leerlingen "toetsen de eigen opvatting aan de verschillende opvattingen over welzijn en verdeling van welvaart . " (Vlaamse overheid,Brussel, 2009 )
Deel II van een vijfdelige cyclus TAALBELEID : lexicon politiek, economie, psychologie, sociologie en cultuurwetenschappen. HUW én andere relevante studierichtingen van de derde graad/
Motto

" ALS DE SABELS VERROEST ZIJN EN DE SPADEN GLINSTEREN.ALS DE TRAPPEN DER TEMPELS UITGESLETEN WORDEN DOOR DE VOETEN VAN DE GELOVIGEN EN ER GRAS GROEIT OP DE BINNENPLAATSEN DER GERECHTSHOVEN.ALS DE GEVANGENISSEN LEEG EN DE GRAANZOLDERS VOL ZIJN. DAN WORDT HET RIJK GOED BESTUURD."
CONFUCIUS.


 CONFUCIUS
Confucius


A
Aanbod = hoeveelheid van een produkt dat aangeboden wordt op de markten. hier maakt men het onderscheid tussen een individueel aanbod, waarbij één producent goederen of diensten aanbiedt en een collectief aanbod, waarbij het gaat om goederen bestemd voor één bedrijfstak, of zelfs de hele markt.
Aanbodeconomie = belangrijke stroming binnen de economische wetenschap. deze denkers verwachten veel heil van lagere kosten, verminderde belastingstarieven, stimuleren van arbeidsmobiliteit en flexibiliteit. Liberaal geïnspireerd, verzet tegen de denkbeelden van o.m. Keynes.
Aandeel = deel van het maatschappelijk kapitaal van een onderneming. de houder van een aandeel krijgt een bewijs van inbreng van kapitaal.Afhankelijk van de hoogte van de aandelen krijgt men het vooruitzicht op deelname aan de winst, en een beperkte medezeggenschap in het beheer van het bedrijf.
Accumulatie = proces van uitbreiding van kapitaalvoorraad. belangrijk concept op het vlak van investeringen. kritiek van Marxistisch geïnspireerde economen. accumulatie van kapitaal zou in deze visie alleen de klasse der bezitters der productiemiddelen ten goede komen.

Afbetaling = betaling van een goed of een dienst via vooraf vastgestelde termijn. bekend voorbeeld is uiteraard het afbetalingsschema van een huis ( privé-woning )
Arbeid = essentieel concept, geheel van activiteiten - lichamelijk en geestelijk - ontwikkeld ter productie van goederen en diensten. Cruciaal proces in de hele geschiedenis van het economisch denken. Meest dominante vorm in de hedendaagse maatschappij is de loonarbeid. Op basis van proces van controle van tijd streven naar een maximaal loon, dit op basis van controleerbare afspraken.
Arbeidsrecht = tak van de rechtswetenschap. bestudeert alle aspecten van het arbeidsgebeuren. ( lonen,vakantieperiode, vrije tijd op het werk, etc..) zeer belangrijk bij CAO-onderhandelingen.
Armoede = proces van uitsluiting uit het dominante economische gebeuren. Ongeveer 15 % van de hedendaagse Belgische bevolking heeft in min of meerdere mate te maken met deze niet echt benijdenswaardige toestand.
Autarkie = streven naar onafhankelijkheid van voornamelijk armere landen. vb. door het verhogen van de eigen landbouwproductie.
B

Balans = concept uit het boekhouden. geeft vermogenstoestand van een bedrijf op een bepaald moment weer. kan zowel statisch als dynamisch opgevat worden. voor iedere onderneming is het belangrijk een zicht te hebben op hoeveelheid bezittingen, schulden en eigen vermogens, afhankelijk van het productieproces.
Bank = financiële instelling. verschillende varianten, staatsbanken,commerciële banken, centrale banken. Vb. ECB in Frankfurt - E.M.U. ( 17 lidstaten )
Bankgeheim = principe waarbij banken geen mededelingen doen aan derden betreffende financiële kracht van hun cliënten. Zwitserland en Luxemburg zijn landen die via een intelligent beleid op dit vlak economisch voordeel wisten te halen uit dit principe.
BBP = Bruto Binnenlands Product. geheel van goederen en diensten geproduceerd door één land binnen het tijdsbestek van één jaar. cruciale indicator voor ieder land binnen de context van het internationaal beleid, politiek en economisch.
Bedrijf = werkplaats waar goederen of diensten worden voortgebracht.  Synoniem = onderneming of firma.
Bedrijfsconcentratie = proces waarbij kleine en onafhankelijke ondernemingen in de verdrukking geraken en opgeslorpt worden door grotere economische ketens. typisch voorbeeld is het stilaan verdwijnen van kleine kruidenierszaken en de concentratie van macht bij enkele grote voedselketens.
Begrotingsnorm = proces waarbij de politieke overheid strengheid probeert af te kondigen via besluiten en wetten. De begrotingsnorm van Maastricht ( 1992 ) is uitermate bekend : ieder land mag maximaal op jaarbasis een tekort hebben van 3 % van het BBP.
Begrotingsoverschot = zeldzaam gegeven. wenselijke situatie waarbij de overheidsuitgaven kleiner zijn dan de overheidsinkomsten.
Begrotingstekort = gangbare toestand. te vermijden toestand waarbij de uitgaven van de staat groter zijn dan de inkomsten.

Behoefte = voorkeuren of preferenties die het economisch gedrag van consumenten bepalen. Proces afhankelijk van de hoogte van het inkomen en van psychologische gegevenheden.essentieel concept binnen de micro-economie.
Belasting = verplichte bijdrage van de burger aan 'de goede werking' van de staat.
Belastingsontduiking = proces waarbij ondernemingen of burgers streven naar het niet betalen van hun verplichte bijdrage. Gangbare praktijk in een aantal landen.
Belegging = proces waarbij men geld omzet in vermogensbestanddelen waarbij men hoopt in een latere fase een grote return te bekomen. vb. kunstwerken,edele metalen of een huis aankopen. meestal een vrij doordacht proces vermits men afstand neemt van onmiddellijke consumptie.

Beurs = selecte plek waarbij mensen of bedrijven samenkomen om financiële transacties te ondernemen. riskant gebeuren,denk aan de beurscrash van bijv. 1929 of de zware financiële turbulenties van 2008.
beurscrisis = courant gegeven, situatie van relatieve of substantiële onzekerheid op de financiële markten.
Beurskoers = prijs van een aandeel ontstaan als een resultante van de wet van vraag en aanbod. deels een rationeel, maar ook meer een psychologisch gegeven.de logica van een beurskoers is alleen te vatten door een select gezelschap van beursspecialisten.
Bonus = gratis pakket aandelen dat wordt toegekend aan beheerders of aan de top van vennootschappen. courante praktijk bij de financiële bovenlaag - klasse van beheerders en leden van raden van beheer. optie om zwaargewichten aan te trekken.  sinds de zware crisis van 2008 groeit er bij betekenisvolle lagen van de publieke opinie fel verzet tegen deze praktijken. (vb. DEXIAbank, 2011)
BRIC-land = Brazilië, Rusland , China en India. landen met een fenomenale economische groei, modellanden. krijgen toch felle kritiek omwille van groe klassentegenstellingen. is de toegenomen welvaart wel rechtmatig - evenwichtig verdeeld ?
Broker  = persoon actief op de beurs, meestal op de vloer. ( floor brokers ) werken voor eigen rekening of voor die van anderen.zichtbaar gedeelte van het beursgebeuren.
Budget = raming van kosten en opbrengsten bij een economische activiteit.
C

CAO = Collectieve Arbeids Overeenkomst. bestaat op verschillende niveau's : IPA ( Interprofessioneel Nationaal Akkoord ) - nationaal niveau, meestal puur symbolisch -, sectorieel - wezenlijker -l en op bedrijfsniveau. een interprofessioneel arbeidsakkoord ligt moeilijk binnen een onzekere economische context,zeker binnen een complex land als Belgë. afspraken binnen een bepaalde sector zijn nog wel haalbaar. heeft betrekking op zaken als lonen,vakantieregelingen, tijdsopdeling van het arbeidsproces, in-en uitstapregelingen (vb. pensioenen)
C.E.O. = Central Executive Officer. grote baas van een bedrijf of een onderneming. Vb. Paul Dujardin is momenteel de C.E.O. van de BOZAR, belangwekkend cultuurcentrum in het hartje van Brussel.
Centrale bank = financiële instelling. van overheidszijde wordt er zo beleid gevoerd rond de algemene geldpolitiek ( emissie van munten en biljetten ), strijd tegen de inflatie, bescherming van de binnen- en buitenlandse monetaire stabiliteit. Huidige gouverneur van de CBB = Luc Coene, Open Vld. Vorige gouverneur = Guy Quaden,PS.
Chartaal geld = tastbaar geld, zijnde munten en bankbiljetten. de uitgave ervan is een monopolie voor de nationale bank van het betrokken land.
Conjunctuur = proces van voortdurende beweging van de economische activiteit. men spreekt bijvb. van een periode van laag-en hoogconjunctuur. in het eerste geval is er sprake van een laag groeipeil van de algemene economie, in het tweede geval is er sprake van een groei en herstel van de economische bedrijvigheid.
Conjunctuurpolitiek = beleid van de politieke en economische actoren gericht op het sturen en corrigeren van de schommelingen binnen het sociaal-economische veld. een continu proces
Consument : min of meer rationeel persoon die op basis van de beschikbare geldhoeveelheid vrij kan beslissen over de aanschaf van een goed en/of een dienst.
Consuminderen = proces waarbij consumenten bewust strijden tegen de uitwassen van de consumptiemaatschappij en hun aankoopgedrag gaan versoberen.
Conviviale arbeid = werk waarbij mens de mogelijkheid wordt geboden  zijn / haar arbeid
persoonlijk in te vullen; concept o.m. overdacht door de Kroatische filosoof Ivan Illich . vb. lkr die een eigen interpretaie geeft aan "het leerplan ".
Communisme = politiek -economisch systeem gebaseerd op stellingen van Marx en Engels.belangrijk,maar mislukt experiment in de USSR tussen 1917 en 1991.
staat zeer vijandig tegen privé-kapitaal en de vrije ondernemingen. compleet achterhaald sinds de revoluties in Rusland en Oost-Europa, 1989 - 1991. het hedendaagse China - zie ook Bricland - is officieel nog altijd communistisch, terwijl op economisch vlak zeer liberale principes worden gevolgd. (twee velden, twee verschillende grondprincipes)

D
De Grauwe, Paul. bekend Vlaams econoom en ex-senator voor de Open Vld.doceert vanaf het najaar van 2011 internationale economie aan de London School of Economics and Political Science. bekende studie: De Zichtbare Hand . Het conflict tussen economie en politiek. ( 1986 ) Evolueerde in de loop der jaren van een hard liberalisme naar een meer sociaal-liberale visie op mens en maatschappij.( paradigmaverschuiving) bekende commentator binnen het Vlaamse mediaveld.
Paul De Grauwe Vlaams topeconoom,werkzaam in Londen.





devaluatie : beslissing van de overheid om een lagere waarde aan de eigen munt toe te kennen ten opzichte van buitenlandse munten. door deze tussenkomst wordt de import duurder en de export goedkoper,waardoor de concurrentiepositie van een afzonderlijk land wordt verstevigd. nationaal instrument van beleid. verliest sterk aan betekenis door de creatie van een Europese muntheid, de Euro.
dienstensector : activiteiten zoals onderwijs, overheidsbeheer ( administratie ), banken, verzekeringen,handel in de brede zin van het woord. in de rijkere landen van onze wereld werkt ongeveer 70 % van de bevolking in deze sector.
directiecomité = beheersorgaan van een bedrijf of een overheidsinstelling. Ook raad van bestuur genoemd. belangwekkend orgaan, gericht op het nemen van strategische beslissingen.
dividend = gedeelte van de winst van een bedrijf, dat uitgekeerd wordt aan de aandeelhouders.
E

ECB = Europese Centrale Bank, standplaats Frankfurt - Duitsland. zeer belangrijke bank, actief in 27 landen. houdt zich o.m. bezig met het muntbeleid en  de strubbelingen binnen de Eurozone. huidige voorzitter : Trichet ( Frankrijk), wordt vanaf 1 november 2011 opgevolgd door de Italiaan Mario Draghi.

Mario Draghi, It.,nieuwe chef ECB ,november 2011

Economie = belangrijke tak van de HUW. bestudeert de aanwending van schaarse goederen, financiële aspecten van gedrag.vertrekt steeds van de spanning tussen grote behoeften versus beperkte hoeveelheid middelen ( kapitaal, beschikbare geldmassa, werkkracht mensen)
Economisch deelsysteem = systeem van de werkelijkheid dat zich toelegt op zaken als
financieën,winst, handel,doel-middelrationaliteit. term overdacht door Luhmann, Duits socioloog. bepalend systeem dat in veel landen de dominantie van het religieus systeem
heeft overgenomen. een land dat geen sterke macro-economische indicatoren kan voorleggen,wordt vrijwel nergens "ernstig" genomen.
economisch liberalisme = wetenschappelijk paradigma, overdacht door o.m. ADAM SMITH.Schotse moraalfilosoof, één van de intellectuele voorlopers van het vrije marktdenken. grensverleggende studie : THE WEALTH OF NATIONS.strekking met een groot geloof in de heilzame kracht van 'de vrije macht', fel verzet tegen overheidsinterventie.

Eindbalans = concept uit het boekhouden, toestand van een bedrijf op het einde van het boekjaar. essentieel voor iedere onderneming.

EU = alliantie van 27 landen van Europa. samen streven ze naar éénwording op politiek, sociaal, economisch en cultureel vlak. Zichtbaar systeem, vooral sinds de invoering van de Euro ( 2002 ).Huidig voorzitter van de Raad van Europa : de Belg Herman Van Rompuy, EVP - CD&V.

HVR,Belgisch topfiguur binnen de Europese ruimte.






EMU = Europese Monetaire Unie, momenteel bestaande uit 17 van de 27 landen. zijn de landen die meedoen met de Europa. GB is het bekendste land dat niet meedoet met de EMU. dit land houdt vast aan een beleid gericht op de ondersteuning van de eigen munt, de pond.

EUROcrisis = proces van 2010 - 2011, waarbij de stabiliteit van deze voorheen sterke munt onder druk kwam te staan. heeft o.m. te maken met de structurele moeilijkheden van landen als Griekenland, Portugal, Ierland,Italië...
Export = algemene term, uitvoer van een land. kan zowel betrekking hebben op goederen,diensten als kapitaal. België is als open en kleine KMO-economie sterk afhankelijk van de export naar Duitsland, een kernland binnen de EU en de EMU.
Exportbeleid = beleid van de politieke overheid om de uitvoer van een land te stimuleren. vb. door handelsmissies, handelsvoorlichting, kredietgaranties voor uitvoer, etc... belangrijk voor een kleine en open markteconomie als België.(exportgevoelig land )
F
Financiering = proces van oplossing van de aankoop van een duurder goed, zoals een huis of een auto. concept ook van toepassing voor bedrijven. vb. de financiering van een nieuwe productielijn of een nieuwe technologie.
Fiscus = overheidsinstantie die de belastingen int.
Fonds = synoniem voor schuldbrief of staatspapier.
Friedman, Milton. Omstreden Amerikaanse econoom.  Voorstander van het economisch liberalisme, overheidstussenkomst dient beperkt te blijven tot het beheer van de geldhoeveelheid van een land. Kreeg in 1976 de Nobelprijs voor economie. Belangrijke studie : Free to choose ( 1980 ) Populair bij Amerikaanse republikeinen - vb. Ronald Reagan , USA -  en Europese liberalen. - vb. Margareth Thatcher, GB.-
Amerikaans econoom,verdediger van het monetarisme.







Fysiocraten = aanhangers van een belangwekkende economische  (  Franse )  stroming. ze hechten veel belang aan het element ' land ' als bron van welvaart, en bijgevolg ook aan de landbouwproductie.baseerden zich op het natuurrecht, religieus principe dat een grote harmonie poneert tussen gemeenschaps- en eigenbelang. grote naam = François Quesnay.(1694 - 1774) Deze theorie werd later gebruikt door o.m. door Adam Smith. (economisch liberalisme) minder belangrijke theorie op dit moment, zeker in landen waar de economie vooral draait rond de dienstensector.

François Quesnay, beroemd Frans fysiocraat !






G
Galbraith, John. beroemd Amerikaans econoom. publiceerde een groot aantal kritische boeken rond economie, politiek en staat. pleit voor een beperkte tussenkomst van de staat in het economisch leven. grote studie : The Affluent society. ( 1958 ) gaf economische adviezen aan voornamelijk Amerikaanse presidenten  van de democratische strekking.vb. JF Kennedy.
Galbraith, of een hartstochtelijk pleidooi voor een gecorrigeerd kapitalisme.






Geld = financieel instrument, dat algemeen wordt aanvaard als betaalmiddel voor het bekomen van goederen en diensten. belangrijk zowel voor het bevorderen van ruilverhoudingen tussen mensen en groepen, alsook voor berekenen van de waarde van goederen en diensten. (rekeneenheid) wordt ook gezien als " het slijk der aarde ".
Gemeenschappelijke markt = economische ruimte, netwerk van landen die de douanegrenzen hebben afgeschaft,en die via vrij verkeer van personen en diensten / goederen de gezamelijke groei proberen te stimuleren. Vb. EU, MERCOSUR
Giraal geld = ook abstract geld genoemd. geld in niet-materiële vorm, vb. een lopende  rekening bij een bank.
Grondstoffen = onbewerkte stoffen waarvan door industriële en menselijke processen -arbeid én kapitaal - verkoopbare eindproducten kunnen gemaakt orden.
H

Handel = kernbegrip van de economie. proces van ruil, koop en verkoop van goederen en diensten met oog op de realiseren van winst. proces dat op verschillende niveau's wordt bestudeerd.

Handelsrecht = deeltak van de rechtswetenschap. houdt zich bezig met de legaliteit van economische en financiële transacties. wetenschap die op de achtergrond blijft in gewone omstandigheden. wordt echter vitaal op het moment van grote conflicten. (bij faillissementen ) crisismomenten.
Holding = veelal  juridische constructie,  die bedrijven die wel concreet werkzaam zijn, controleert en beheert. voorname taak van een holding achter bedrijven is de voorziening van kapitaal.alleen technocraten worden toegelaten tot holdings.

I


I.M.F. =Internationaal Montetair Fonds, standplaats Washington - USA. economisch netwerk, 155 lidstaten. voornaamste doelstelling is de garantie van een stabiele internationale economische omgeving. voorzitter : Mevr. Lagarde, Frankrijk. (opvolgster van de beruchte D.S.K.)

Mevrouw Lagarde, eerste vrouwelijke voorzitster van het I.M.F.






Import = invoer.totaal van goederen en diensten die vanuit andere landen worden binnengebracht.
Incassobureau = dienst afgestemd op het innen van niet-betaalde schulden.
Index = belangrijk cijfer, wordt gebruikt om te veranderingen van het prijsniveau van basisproducten ( de levensduurte) weer te geven.  vitaal concept bij onderhandelingen tussen de sociale partners ( werkgevers, werknemers en overheid ) Komt er al dan niet een aanpassing voor de loon-en weddetrekkenden op basis van 'de index ' ?
Indignados ( los ) : Protestbeweging ontstaan in de Spaanse hoofdstad, Madrid ( zomermaanden 2011 ). Groep jongeren en maatschappelijke organisaties die fel protesteren tegen de massale werkloosheid in hun land van herkomst - 5 miljoen mensen, cijfer van 2011 - en tegen de excessen van het financiële kapitalisme. beweging kreeg navolging in landen als de USA - occupy Wall Street -. belangrijke vraag : hoe gestructureerd zijn deze protestbewegingen ?
Protest tegen het harde kapitalisme !







industrie = sector die grondstoffen omzet in bruikbare en verkoopbare producten. algemene term, die niet altijd de lading dekt. vb. toeristenindustrie is meer een dienst, geen omzetting van tasbare goederen en diensten.
Industriële sector = deelsysteem van de economie, gericht op de productie van stoffelijke goederen.
Inflatie = proces van muntontwaarding. kan zeer ernstige gevolgen voortbrengen, zoals een dalend vertrouwen van de bevolking in staat en economie,zelfs een ineenstorting van een heel maatschappelijk systeem. vb. Weimarrepubliek ( 1919 - 1933 ) in Duitsland en de opkomst van het Nazisme. (meerdere oorzaken )
Informele economie = ook zwarte economie genoemd. productie van economische activiteiten waarbij geen belastingen worden geind en waarbij sociale wetten niet worden nageleefd. sommige wetenschappers rekenen huishoudelijk en vrijwilligerswerk ook tot deze sector. (dubbelzinnigheid )

Invisible hand = onzichtbare hand. credo van het liberale economische denken. door vrijheid en afwezigheid van overheidstussenkomst zou er een  trend komen naar economische en maatschappelijke harmonie.

J
Jaarverslag = jaarlijks op te stellen document van een firma of een staatsdienst. belangwekkend moment, geeft een min of meer volledig overzicht van alle belangrijke activiteiten. vb. het jaarverslag van de Nationale Bank is een zeer belangrijk document,zowel voor het politieke als voor het financiële systeem.
Jo-jobeweging = zie ook conjunctuurpolitiek. proces van opgang en neergang binnen de economische kringloop.


K
Kamer van Koophandel = netwerk ingesteld ter promotie van handel en industrie.
Kapitaal = vermogen dat winst kan opleveren voor een bedrjif, overheidsdienst of een particulier persoon. bredere betekenis : kapitaal als productiefactor, samen met arbeid en natuurlijke hulpbronnen (grondstoffen )
Kapitalisme = economisch-politiek systeem, tegengesteld aan het communisme. verwacht veel heil van het vrije initatief en liberale beleidsopties. de meeste landen aanvaarden de basisprincipes van dit systeem, mits sociale en ecologische correcties. grote spanningen sinds rampjaar 2008.... (zie ook consenus van Washington )
Keynes, John Maynard.beroemd Engels econoom en wetenschapper. ( ° 1883 - + 1946) pleitbezorger van het neo-kapitalisme, staat mag beperkt tussenkomen in het economisch leven,wanneer de privé-sector begint te sputteren. Centrum-links. Beroemde studie : The General Theory of employment, interest and money ( 1936 )
Keynes, legendarische econoom uit GB !



.



Kleinschaligheid = eis van mensen en groepen die ijveren voor een sociaal-ecologisch gecorrigeerde markteconomie. productie en consumptie dienen zoveel als mogelijk te worden geijkt op plaatselijke én echte behoeften van de mensen. geven ook grote aandacht voor soortgelijke situaties in de Derde Wereld.
K.M.O. = kleine en middelgrote ondernemingen. eerder kleinschalige firma's actief in horeca,transport, diensten, ambachten, detailhandel, etc.... onderscheid tussen een kleine en een middelgrote onderneming is afhanelijk van sector en land. België is een land met een sterke structuur op vlak van KMO's.
Krediet = som die een kredietgever ter beschikking stelt van een zgn. kredietafnemer. terugbetaling van de som geschiedt mits het betalen van de zgn. rente. In een situatie van onzekerheid werkt men meer en meer met kredietgaranties.

Kredietverlening = beleid door privé-banken of overheid rond het verstrekken van kredieten. belangrijk binnen een context waarbij geen gebruik gemaakt wordt van  contante betaling. men maakt het onderscheid tussen een kort krediet - af te lossen binnen één jaar -, een middellang krediet ( looptijd tussen één en tien jaar ) en een lange termijn krediet ( periode langer dan 10 jaar )
L
Laissez-faire, laissez - passer. principe van het economisch liberalisme, 'laat doen, laat maar begaan.' uitdrukking gelanceerd vanaf het midden van de achttiende eeuw. economie werkt perfect bij zo weinig mogelijk staatsinterventie en zoveel mogelijk vrije markt.
Landbouw = productiefactor, voortbrenger van natuurlijke producten. essentieel in veel ontwikkelingslanden, kleine, maar machtige sector (vb. via de EU) in industrielanden.
Leasing = tegen betaling ter beschikking stellen van duurzame goederen,zoals auto's, computers. courante praktijk bij een computergigant als IBM. In tegenstelling tot de techniek van de huur heeft men bij leasing het recht het product eventueel aan te kopen.
Lezen van een balans = vermogen om een jaarrekening van een bedrijf of een overheidsdienst te vatten. vb. hoe kan de kwaliteit van de winst worden ingeschat ?
Liberalisme = dominant economisch-politiek model, verdedigd binnen scholen als de fysiocraten en de klassieke scholen . (paradigma's ) vertrekt van de premisse dat het individuele handelen, bebaseerd op welbegrepen eigenbelang het beste is voor mens en gemeenschap. strekking die afkerig staat tegen overheidstussenkomst. er bestaan wel verschillende varianten binnen deze wereld. vb. sociaal-liberalen (links-liberalen ) vs harde monetaristen.

Liquiditeit = geldmiddelen die ter beschikking staan van een persoon of een bedrijf voor het ogenblik verrichten van betalingen. vb. kasgeld en opneembare kredieten bij een financiële instelling.
Loon =  inkomen verworven via arbeid in dienstverband. concept mag niet te eng opgevat worden : pensioenregelingen, extra-legale voordelen -vb. een bedrijfswagen - , vakantie -en tijdsregelingen maken ook deel uit van het loonpakket.
Loonstructuur = geheel van bepalingen die verantwoordelijk zijn voor loonvorming en loonverschillen. Afhankelijk van o.m. de wet van vraag en aanbod. Overheid en werkgevers kunnen accenten leggen binnen C.A.O.-onderhandelingen.
M
Maastrichtnorm = belangrijk principe afgekondigd op vlak van begrotingsbeleid binnen de EU. ( 1992 ) bevat bepalingen inzake het maximale tekort van een overheidsbegroting van een individiueel land op jaarbasis ( max. 3 % van het BBP van een jaar ) en ivm het globale beheer van de overheidsschuld van een land. naar dit akkoord wordt dagelijks verwezen binnen de huidige toestand van EUROcrisis.
Marketing = wetenschap die het proces bestudeert van de verkoopsmogelijkheden van producten, goederen en diensten. reclameleer. belangrijke wetenschap, zeker in een mediamaatschappij zoals de onze. invloed van visuele prikkels en perseptie.
Macro-economie = taak van de economische wetenscap. houdt zich bezig met grote economische gegevenheden als de totale productie en consumptie van een land, het overheidstekort in relatie tot andere betekenisvolle economieën, de toestand van de arbeidsmarkt ( werkloosheid ), de globale schuld. De Brit KEYNES wordt algemeen gezien als een prominente vertegenwoordiger van dit type economisch denken.
Markt = symbolische constructie, plaats waar vraag en aanbod met elkaar in contact komen en waarbij het ruilproces op basis van geld en prijs wordt bepaald. essentieel concept.
Marx, Karl. ( 1818 - 1883 ) Duits econoom en socioloog. hekelde de tegenstellingen ontstaan ten gevolge van het economisch liberalisme. belangrijke boeken : Het Kapitaal en Het Communistsiche Manifest.  geestelijke vader van het communisme en het socialisme. sterk op vlak van kritiek, zwak wat betreft het concrete beleid in landen waar de theorie werd toegepast. ( USSR, tussen 1917 en 1991, nu Cuba en Noord-Korea, China is hier een geval apart )
Marx, beroemde Duits - Joodse denker, criticus van het liberale politiek -economische model.







MERCOSUR = economisch -politiek netwerk van Latijns-Amerikaanse staten. opgericht nara analogie met de E.U. leidinggevende landen, Brazilië en Argentinië.
Micro-economie =taak van de economische wetenschap die zich bezighoudt met consumptiepatronen van individuen en gezinnen. ( vb. studies over de besteding van een individueel loon )
M.N.O. = Multinationale Ondernemingen. globale economische netwerken, met een dominante positie op wereldmarkten. Vb. Microsoft, Coca-Cola, CNN, Nike, Adidas.
Monopolie = enge situatie op de markt, waarbij de het gehele aanbod van een product beheerst wordt door één enkel bedrijf. (zuiver monopolie) bestaat allleen binnen de context van een overheidsmonopolie, vb. de NMBS. geen ideale toestand.
Muntunie =zie ook E.M.U. situatie waarbij verschillende landen beslissen samen te werken op vlak van muntbeleid. mekaars munten of een eenheidsmunt beschermen en mekaars munten aanvaarden als betalingsmiddel.  De E.M.U. is een voorbeeld van een muntunie.
N

Nationalisatie = proces waarbij de staat privé-ondernemingen begint over te nemen, dit met de bedoeling deze firma's te beheren op vlak van 'algemeen belang'.  Specifieke doelstellingen zijn het behoud van de tewerkstelling of het verlenen van essentiële diensten. Deze techniek werd paradoxaal genoeg courant toegepast binnen de Westerse liberale economieën. Vb. de nationalisatie van de DEXIAbank ( najaar 2011 ) in de Derde Wereld wordt deze techniek veelal gebruikt om de grote winsten van MNO's af te romen.Uiteraard een omstreden politiek -economisch concept.
Neo-klassieke school = belangwekkende economen, werkzaam tussen 1870 en 1920. dachten na vanuit veelal liberale principes na over consumenten-en producentengedrag.

NEP = Nieuwe Economische Politiek. concept van 1921, uitgevonden door Russische dictator LENIN. ging in tegen de principes van het Marxisme. proces waarbij kleine bedrijven weer wat speelruimte kregen binnen de economische ruimte van de toenmalige SU (Sovjet-Unie)/U.S.S.R. ( Unie van Socialistische- Sovjet Republieken ) Door beleid steeg de productie.
Lenin,economische catastrofe!





Notionele aftrek = begrip uit vennootschapsbelasting. het komt erop dat vennootschappen een fictieve rente kunnen aftrekken van hun winst. het systeem werd in het leven geroepen om de fiscale discriminatue tussen de financiering uit vreemd vermogen en de financiering uit eigen vermogen weg te werken. in vakbondskringen een fel betwist fiscaal instrument.
Nut = bevrediging voortgebracht door economisch handelen. vb. winst, groei,tewerkstelling

O
Obligatie = 'niet-ondernemend kapitaal ', schuld betrekking hebbend op een lening, gekoppeld aan vastgestelde rente en vooraf bepaalde looptijd.
OESO ( Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ) =  standplaats Parijs - Frankrijk. studiecentrum dat zich bezighoudt met economisch onderwerpen als daar zijn : strijd tegen inflatie, algemeen sociaal-economisch beleid,ontwikkelingshulp, betalingsbalansen, energievoorziening. belangrijk, zeker ook op het vlak van economische statistieken.In het najaar van 2011 kreeg deze instelling veel media-aandacht omdat de ontslagnemende premier Yves Leterme ( Cd&V) voor deze dienst gaat werken vanaf 1 januari 2012.
YL, veelgeplaagd Belgisch politicus, vanaf januari 2012 in loondienst bij de O.E.S.O.







Omzet = waarde van verkochte goederen en /of diensten, dit binnen een bepaalde periode.

OPEC = kartel van olieproducerende en exporterende landen.Organization of Petroleum Exporting Countries. Dertien landen maken deel uit van dit kartel. Boet in aan reële macht omwille van interne meningsverschillen.
Oppotten = onttrekken van geld aan de economische kringloop. denk aan de beruchte " zware kous" onder het bed. courante prkatijk, vermits vrijwel iedere firma over een zwarte kas beschikt.

Overheid = staat, behoeder van het algemeen belang. belangrijke actor binnen het sociaal-economische veld , via het proces van wetgeving, tewerkstelling, monetaire politiek, fiscaal beleid.

Overheidsmonopolie = marktsituatie waarbij het aanbod van goederen en/of diensten uitsluitend vanwege de overheid tot stand komt.  situatie die minder en minder voorkomt, ook al omwllle van enorme druk komende van de EU. ( Europese regels op het vlak van vrije mededinging)


P
Pareto =Italiaans econoom en socioloog. leefde tussen 1848 en 1923. publiceerde belangrijke boeken over de behoeftenbevrediging van de mens en de welvaartstheorie.doceerde in Lausanne - Ch -. Belangrijke boeken : Cours d'économie politique ( 1896 - 1897 ) en Trattato di sociologia generale ( 1916 )
Pareto




Polis , ook verzekeringspolis genoemd. document waarin de voorwaarden van een verzekering zijn vastgelegd.
PPS-beleid = Publiek-Private Samenwerking. Algemeen aanvaard principe om tot goed beleid te komen. Inbreng van kapitaal, structuur en vertrouwen - TRUST - door zowel de privé als de staat. via deze weg wordt de levensvatbaarheid van veel projecten gegarandeerd, zeker in een tijd van algemeen economische crisis.
Prime rate = rentetarief dat de handelsbanken in de USA toekennen aan hun beste klanten,de ondernemingen met de hoogste kredietwaardigheid.

Productie = proces van voortbrenging van goederen en/of diensten. vormt de basis van ieder economisc-politiek systeem.

Productiviteitsratio = bijdrage van een onderneming aan de nationale welvaart
Proefbalans = concept uit het boekhouden, voorlopige raming van inkomsten en uitgaven.belangrijk, omdat bedrijven binnen een onzekere context moeten leren leven met schattingen.(fundamentele onzekerheid , ook van het economisch gebeuren )
Publiek goed = dienst voorzien door de overheid. omstreden als proces. over de omvang van het publiek goed wordt beslist via een politiek proces (niet via de markt ). kosten worden bovendien gefinancieerd via belastingen van de burgers. vb. eeuwiige discussies rond de NMBS.
Q

Quotum = verplichting, meestal opgelegd bij wet. vb. de quota inzake aanwerving van mensen uit minderheidsgroepen bij overheidsdiensten. zorgt meestal voor flink wat discussie.

R

Rating = rangschikking van landen op basis van macro-economische gegevens. vb. AA+  geeft de hoogste geloofwaardigheid aan. een daling van de rating van een kernland kan grote verschuivingen teweegbrengen op de beursen.

Recesssie = periode van negatieve economische groei.
Reclame = communicatievorm, afgestemd op de verkoop van producten en diensten. steeds omstreden,maar wel vitaal.
Reële economie = belangwekkend concept, de échte economie van productie, werkgelegenheid, duurzaamheid, mensen. krijgt veel te weinig aandacht binnen de hedendaagse mediamaatschappij.
Regelneverij = proces waarbij een overdreven belang wordt gehecht aan allerlei regels en voorschriften. een synoniem is overregulering. in sommige sectoren een echt maatschappelijk probleem.

Rekenhof =  overheidsdienst in België. standplaats : Brussel. controleert de rekeningen van de politieke overheid. brengt jaarlijks een verslag uit over mistoestanden op dit vlak. deze dienst krijgt de laatste jaren minder en minder media-aandacht.

Rijnlandmodel = Duits model waarbij drie partners opkomen voor welvaart en welzijn van een hele natie. Grote samenwerking tussen overheid, privé-sector en werknemers ( vakbonden) wordt dikwijls als model geprezen, ook kritiek. vb. ivm de groeiende kloof tussen de grootverdieners en "de working poor ". (onderklasse die ontstaat ondanks het bestaan van vast werk )
Ricardo, David. Nederlands-Britse bankier en econoom. wordt samen met Adam Smith gezien als de geestelijke vader van de economische wetenschap gezien. hij leefde tussen 1772 en 1823. vrij pessimistische visie wat betreft de mogelijkheden om permanent te komen tot 'economische groei'. In bepaalde gevallen voorstander van overheidstussenkomst. Belangrijk vertegenwoordiger van het paradigma van "de klassieke school ".
Ricardo






Risico = proces van onzekerheid. fundamenteel voor het economisch gebeuren. aan vrijwel iedere situatie zijn onzekerheden verbonden.

Risico-analyse = mechanisme opgestart door de wereld van de banken, na het uitbreken van de financiële crisis van 2008. vrijwel iedere bank of ieder pakket aandelen wordt alzo gescreend.

S
Sanering = herstructurering, situatie waarbij de zwakkere bedrijven worden opgeheven of herschikt en /of in sterkere entiteiten worden opgenomen.
Schuld = de verplichting een bepaald bedrag te betalen.
Schumacher = Duits - Brits alternatief econoom en filosoof. promotor van het ideaal van kleinschaligheid. werd wereldberoemd met de studies " hou het klein"  ( 1973 ) en " gids voor de verdoolden ". baseert zich o.m. op de Griekse filosoof Aristoteles om de notie "gemeenschap " terug ingang te doen vinden in het economisch denken. sinds de financiële crisis van 2008 krijgen deze ideeën terug flink wat aandacht in bepaalde milieus.
Schumacher, profeet voor onze tijd?







Sector =bedrijfstak. populair begrip gelet op de hoge complexiteit van het huidige economische leven.
Smith, Adam = Schotse denker, van opleiding een moraalfilosoof. wordt beschouwd als de eerste echte econoom en één van de grootsten ooit. In 1776 verscheen zijn hoofdwerk " An inquiry into the nature and causes of the wealth of nations ". fel tegenstander van iedere vorm van overheidsinterventionisme. bekendste denker van de klassieke school.
Adam Smith, klassiek econoom





sociaal-democratie = centrum-linkse stroming binnen het politieke veld. aanvaardt de werking van de vrije markt, maar pleit voor fundamentele correcties op sociaal -en economisch vlak. in Vlaanderen sp.a en in Nederland pvda.
sociale economie = wenselijk economisch-politiek systeem, dat streeft naar een evenwicht tussen de eisen van de welvaart en de noodzaak van welzijn voor de doorsnee bevolking.

staathuishoudkunde = algemene economie, uitdrukking op zich is verouderd, de achterliggende ideeën helemaal niet. wetenschappelijke benadering die rekenig houdt met "alle " aspecten van economisch beleid. Zie in de klassieke oudheid, o.m. Aristoteles.
staking =proces van werkonderbreking. doel eisen van werknemers kracht bij te zetten bij werkgevers en overheid.
subsidie = geldelijke bijdrage van de overheid aan bedrijven of aan particuliere personen met als doel het algemeen economisch belang te bevorderen. omstreden als techniek.

T
technocratie = machtsstructuur, systeem waarin zg. experts een dominate positie innemen. systeem waarbij controle door 'leken' moeilijk is en waarbij geraakt wordt aan het ideaal van politieke controle op vlak van de toepassing van wetenschap en techniek. technocraten zijn wel gegeerd achter de schermen bij iedere organisatie, werkgevers, werknemers, politieke partijen , overheid en markten. ieder beleid is steeds ook technisch georienteerd. ook 'dit' verhaal moet kloppen.
Tinbergen, Jan = belangrijk Nederlands econoom, centrum-links gericht. streefde via de VN op internationaal vlak naar mee rechtvaardige economische verhoudingen. Werkte ook mee aan de rapporten van de zgn. Club van Rome. ( 1972 ) Wetenschappers die aandacht vroegen voor de beperkte aanwezigheid van grondstoffen  op het ruimteschip " aarde ".




U

Uitbuiting = concept, veelal gebruikt door Marxistische critici van het liberale model. de heersenden klassen zouden gebruik maken van hun bezit van de productiemiddelen en van hun gunstige situatie op vlak van kapitaalbezit om de arbeidende klassen klein te houden. Uitbuiting kan betrekking hebben op arbeidsomstandigheden, loonafspraken, werktijden.geldigheid -toepasbaarheid van het concept afhankelijk van het land dat men analyseert.

Uitkering = betaling, overmaking van een geldsom. verschillende varianten. vb. sociale uitkering door de overheid in geval van, arbeidsongeschiktheid of langdurige werkloosheid. of uitkering door een verzekeringsmaatschappij. hoogte van een uitkering wordt dan vastgelegd in een polis.

UNCTAD = United Nations Conference on Trade and Development, onderdeel van de VN. standplaats Genève. organisatie opgericht in 1964. doel  is het opkomen voor de economische belangen van de ontwikkelingslanden.  afspraken uitgevaardigd door UNCTAD zijn niet bindend, vooral een orgaan / forum voor overleg en dialoog.


Y


V
Vakbond = maatschappelijke groep die opkomt voor de belangen van de loon-en weddetrekkenden. steeds omstreden,maar wel vitaal, zeker in tijden van maatschappelijke en economische crisis. geeft een gezicht aan de positie van "de kleine man ". Katholieke vakbond ACV - Algemeen Christelijk Vakverbond -, socialistische vakbond ABVV - Algemeen Belgisch Vak Verbond -   en de liberale vakbond ACLVB - Algemene Centrale van het Liberaal Vakverbond van België - . In Nederland bestaat een eenheidsvakbond, het FNV.

Verbruikersvereniging = maatschappelijke groep, verdedigt de belangen van de verbruikers binnen het sociaal-economisch veld. vb. vergelijken van prijs en kwaliteit. In een land als België geeft de verbruikersvereniging Testaankoop uit. deze groepen zetten ook druk op de overheid ter voorkoming van misbruiken. vb. toestaan van kredieten aan minderbegoede mensen tegen exuberante rentevoeten.
Virtuele economie =  concept uit de globale economie, wereld van beurzen en (onduidelijke) financiële transacties. overnames, speculatie,geldzucht. men spreekt ook van Las Vegas-kapitalisme. concept wordt meestal geplaatst tgv. van de 'sociale economie' of "de economie van de werkende mensen'.
Voorkennis = proces van fraude en misbruik van macht, waarbij bepaalde personen anticiperen op schommelingen binnen het gebeuren van de beurs. dit met het doel om de eigen financiële voordelen te maximaliseren en /of verliezen te beperken. geeft regelmatig tot een publiek debat.
Vraag = hoeveelheid die een bepaalde persoon of een bedrijf wil kopen op de markt. bepalende factoren zijn uiteraard de prijs van het goed of dienst, de prijzen van concurrerende producten, de hoogte van het eigen inkomen of de liquide middelen van het bedrijf, de te verwachten evoluties van het marktgebeuren.
W
Waarde = de in prijs uitgedrukte economische betekenis van een goed of dienst. lukt meestal op individueel vlak,problematisch voor grotere gehelen. vb. wat is de waarde van "het natuurbehoud" of "het verdedigen en verstevigen van het maatschappelijk weefsel " ?

Werkloosheid = proces van uitstoting van delen van de beroepsbevolking uit het arbeidsproces. maatschappelijke gesel. meerdere oorzaken. probleem dat steeds in min of meerdere mate terugkomt.

Werkgevers = belangwekkende groep. Vertegenwoordigers van de belangen van de bedrijven. ook belangrijk op het vlak van economische studies, vb. de evolutie van de loonkost in ons land. Belangrijke federaties zijn het V.E.V. -federaal niveau - en VOKA - Vlaams niveau -.

X-Y

X-factor =psychologisch mechanisme, proces waarbij een product,dienst of persoon op een bepaald moment een gevoel van "een ietsje meer " kan oproepen. vb. politieke veld, BDW,consumentenwereld, gadget of een cool product. (een hebbeding) kan een grote invloed uitoefenen op de verkoop in bepaalde niches. vb. binnen een jongerencultuur -muziekindustrie


Z

Zichtbare hand = beeld, verwijzing naar een te grote overheidsbemoeienis op economisch vlak. werkgevers zijn meestal tegen een té zichtbare hand op vlak van overheidsregulering,vakorganisaties pleiten daarentegen meestal voor een ietsje meer sturing vanwege overheid. belangrijk spanningsveld.

Zwart geld = geld dat er is maar niet voorkomt in officiële statistieken. denk aan sectoren als drugs, prostitutie, sekten.  ook een probleem in sectoren als de bouw en de HORECA.
Otto Dix, "het exotische bordeel ".











Zwarte handel = grootschalig proces waarbij goederen en/of diensten niet volgens de heersende afspraken worden voorgebracht. omzet en inkomen worden uiteraard niet doorgegeven aan belastingsdiensten ('de fiscus') of aan de sociale diensten.
Lach - ironie (cfr. Erasmus ) om het allemaal te kunnen relativeren...





Deze lessen worden opgedragen aan mijn zoon Thomas Umans, ° 22 augustus 1995.
" Maak aanspraak op je eigen leven, mijn zoon !! Ook binnen het sociaal -economische veld ...  Veel succes ermee. "

Voor wie meer wil weten, kunnen o.m. volgende boeken grote diensten bewijzen.
Studie voor jongeren, +14. beschouwinen over onze economie.





Vrij technisch boek, mooi vervolg op mijn lexicon !



Leesbaar globaal overzicht van het economisch handelen. Boek maakt deel uit van een onvolprezen reeks van het Davidsfonds !

Leesbare academische studie over een complexe materie.

Grappige en relevant boekje van het bekendste Nederlands "vrekkenpaar ".

Blijvende utopie ? of werkzame realiteit ?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten